Foto: Eran Oppenheimer

infra Cobouw 20-11-2020

Met stikstof, PFAS en als klap op de vuurpijl corona zijn het turbulente tijden. Infrabouwer René Knipscheer (49) uit Flevoland blikt niettemin terug op een superjaar, al zal hij dat nooit hardop zeggen. “Ons motto is: het moet wel leuk blijven. Nooit schrijven wij onder kostprijs in.”

Zijn vader die zelf het boerenerf van zijn ouders achterliet voor een nieuw avontuur in de inframarkt zei op een dag: ‘Weet je zeker dat je mij wilt opvolgen? De marges zijn laag, de risico’s hoog. Misschien kun je beter een ander vak kiezen.’

En dus keek René Knipscheer als zestienjarige nog even verder rond. Een eigen rozenkwekerij leek hem wel wat. Je brengt de bloemen naar de veiling en je hebt altijd goede prijzen. Hij volgde zelfs een bloementeeltcursus.

Achteraf is hij dolblij dat hij toch in de voetsporen trad van zijn vader. “Veel rozenkwekers bestaan niet meer en konden het niet meer bolwerken. Ik wil er maar mee aangeven dat het nergens vanzelf gaat. Ook in de infra niet.”

Waarom koos u uiteindelijk toch voor de bouw?
“Wat mijn vader deed, leek me toch wel mooi, ik kwam ook al geregeld op projecten. Via het vwo ging ik naar de TU Delft, zodat ik nog alle kanten op kon. Ik was negen toen mijn vader voor zichzelf begon in Dronten. Daar gaat het gebeuren, zei hij. Later vertrokken we met het gezin naar Almere. Daar gaan ze bouwen, zei hij weer. Weer kreeg hij gelijk. Binnen tien jaar zat hij op 75 medewerkers.”

Begon u direct bij het familiebedrijf?
“Nee. Ik wilde niet het zoontje van de baas zijn en beschermd opgroeien. Daarom ging ik eerst een paar jaar aan de slag bij HWZ en Gerrit Ooms, voorlopers van BAM. In 1998 kwam ik hier terecht en begon ik als kam-coördinator. Daarna werd ik calculator en toen hoofd calculatie. Zo groeide ik geleidelijk in het bedrijf. In het begin hoorde ik anderen wel denken: moet hij het straks gaan doen? Ik was toen nog jong en bleu. Toen mijn vader zestig werd nam ik het over. Ik stop ermee, zei hij. De tijd wordt anders. Je weet waar ik woon als je vragen hebt.”

Hoe moeilijk is het runnen van een bedrijf in de grillige gww-markt?
In onze sector is het verleidelijk om qua omzet te verdubbelen, maar de vraag is of het dan beheersbaar blijft. Het kan ook verkeerd aflopen. Wij willen dus een geleidelijke groei. Als je de jaarcijfers ziet, komt er elk jaar een miljoen of twee miljoen bij, maar we maken nooit hele grote stappen. Het moet wel leuk blijven, dat is ons motto. Ik wil niet ’s nachts wakker liggen.”

Hoe kijkt u eigenlijk naar de situatie bij BAM? Doet dat pijn?
“Ik heb altijd veel respect gehad voor Rob van Wingerden (voormalige ceo van BAM, red.). Ik zou nooit zo’n groot bedrijf kunnen besturen en dat ook niet leuk vinden. Op ons niveau zijn de risico’s al groot, laat staan bij zo’n groot bedrijf. Je bent dan van zoveel mensen afhankelijk. Dat is bijna niet te doen.”

Welke risico’s komt u tegen?
“Alleen al in de calculatiefase krijg je zoveel documenten over de schutting gegooid van opdrachtgevers. Om dat op waarde te schatten is lastig. Laatst bleek bij de aanvraag van een vergunning dat de sonderingen voor de bouw van een brug niet diep genoeg waren. Maar die sonderingen hadden we juist tijdens de tenderfase van diezelfde gemeente gekregen. ‘Je moet zelf nagaan of dat klopt, zei de gemeente achteraf. Wij betalen niet mee.’ Dus tot hoever gaat je verantwoordelijkheid? Ik kan dit onze calculator niet kwalijk nemen, maar het kost ons wel zo 10.000 euro extra.”

Wat is het grootste project dat jullie hebben aangenomen?
“Dat speelt nu. Als onderaannemer bouwen we in opdracht van Max Bögl mee aan de Entree van Amsterdam bij het Centraal Station. Wij doen daar alle infra: trambanen, betonwerk, het asfalt, de natuursteen, een deel van 20 miljoen euro verspreid over vier jaar. Normaal zitten we op projecten tot 5, 6 miljoen euro. Het is nog wel beheersbaar maar het vergt wel veel van ons als organisatie.”

Hoe tackelen jullie onvoorziene risico’s in contracten?
“Sinds twee jaar kijken onze hoofduitvoerders mee bij alle grote aanbestedingen. Dat bevalt erg goed, want sindsdien hebben we veel minder tegenvallende projecten. De uitvoerders zien sneller of iets praktisch uitvoerbaar is. Soms gaat het om hele simpele dingen, zoals de zaagkosten van natuursteen. Zaken als de werkvolgorde komen ook eerder ter sprake, waardoor sommige risico’s ook eerder boven tafel komen.”

Leidt dat tot betere resultaten?
“Absoluut. Ik denk zelfs tot marges van twee procent hoger. Al hebben we ook de economie mee gehad. Het lastige in ons vak is dat je nooit te hoog of te laag kunt rekenen. Reken je te hoog dan krijg je de opdracht niet. Maar als je alles met een roze bril bekijkt, zit je er aan vast. Dat is niet de bedoeling.”

Profiel Knipscheer (Infrastructuur en Rail-Infra)
De omzet van Knipscheer Infra Groep bedraagt ongeveer 30 miljoen euro. Het bedrijf heeft zeven vestigingen en telt 100 medewerkers. René Knipscheer: “We nemen allerlei opdrachten aan. Grond-, weg- en waterbouw, betonbouw, opdrachten rondom het spoor, geluidsschermen. Onze kracht is dat we zeven vestigingen hebben van Dronten tot Heerenveen. We nemen ook niet alleen grote projecten aan, maar juist ook kleine, we spreiden. En alle afdelingshoofden krijgen vrijheid en verantwoordelijkheid, delen het gedachtegoed en runnen hun eigen toko. Dat gaat prima.”

Heeft u weleens te maken met te lage plafondprijzen?
“Ja, die komen we gereld tegen. Laatst nog bij de aanbesteding van een beweegbare brug. Uiteindelijk schreven we 1 euro onder het plafondbedrag in, omdat we de opdracht graag als referentieproject wilden hebben. ‘Zie je nou wel dat het kan’, zei de gemeente, maar drie van de vijf gegadigden schreven niet in en eigenlijk was het financieel niet verantwoord. Uiteindelijk hebben wij het project – zonder algemene kosten – op nul uitgevoerd. Ik ben het eens met wat die tenderspecialist laatst betoogde in Cobouw. Schaf plafondprijzen af. Ze hebben nooit nut. Tenderkosten krijg je trouwens ook zelden vergoed, terwijl dat volgens de Gids Proportionaliteit wel de bedoeling is.”

Lees ook

Gemeenten misbruiken plafondbedragen 

Zegt u weleens in de spiegel: René, niet duiken?
“Wij schrijven nooit onder kostprijs in, ik zie dat om me heen wel gebeuren, maar ik probeer nuchter te blijven. Geld weggooien kan altijd nog. Dat zou ik ook tegen anderen willen zeggen. Blijf zakelijk en wees selectief. Wat heb je eraan als je aan het einde van het project een ton hebt verloren?”

Voelt u geen druk dan? U moet toch ook 100 gezinnen voeden?
“Wij zitten verspreid en nemen kleinere en grotere werken aan. Daardoor is die druk minder aan de orde. Natuurlijk moeten wij tot aan de kerst nog projecten binnenhalen, maar ik wil me niet laten leiden door angst of afgunst. Als het niet voor onze prijs kan, dan niet. Afgelopen jaar gingen er in Flevoland drie van de twintig bouwers failliet. Ik zeg niet dat ik het beter weet, maar je moet wel weten wat je doet. Ik moest overigens ook ik mijn rol groeien. Zo heb ik geleerd dat het geven en nemen is en dat je je ook moet verplaatsen in de opdrachtgever. Je kunt niet in de eerste bouwvergadering direct aankomen met allemaal meerwerk. Voor mijn medewerkers geldt hetzelfde. Hoe meer vrijheid en vertrouwen ik ze geef, hoe meer ik ervoor terugkrijg.”

In 2018 en 2019 boekte u mooie resultaten. Wat is uw geheim?
We hadden relatief weinig last van stikstof of PFAS. Daarnaast zijn onze algemene kosten relatief laag. We hebben maar één directeur, ik zei de gek. We doen daarnaast veel samen, iedereen is belangrijk in het bedrijf. Hoe we 2020 afsluiten? Gevoelsmatig is dat ook een jaar waar we tevreden over kunnen zijn. 2021? Ook dat zal wel weer goedkomen, zouden mijn vrienden zeggen,”

U bent 49, volgde u vader op. Wanneer stopt u ermee?
“Uiterlijk als ik 60 ben. En wie weet eerder als ze me niet meer nodig hebben. Ik kan het wel laten vallen, ik heb nog andere bedrijven en fok elk jaar acht paarden, een hobby van me. Laatst won een van mijn paarden een race in Parijs. Kreeg ik een fokpremie. Mooi toch?”

Uw vader raadde u bijna af de bouw in te gaan. Is hij toch een beetje trots?
“Dat denk ik wel, maar dat zal hij niet gauw zeggen. Net zoals ik niet snel hardop zal zeggen dat we een superjaar hebben gehad.”

Eerste publicatie door Thomas van Belzen op 20 nov 2020